Hoe leer je vaste voorzetsels?
Een vast voorzetsel vormt een vaste combinatie met een ander woord in de zin. Het voorzetsel geeft een bepaalde betekenis aan dat woord. Verander je het voorzetsel, dan verander je de betekenis. Ik ben dol op jou.
Welke vraag stel je om het voorzetselvoorwerp te vinden?
Het voorwerp begint met een voorzetsel (van) dat als het ware ‘opgeroepen’ wordt door het hoofdwerkwoord in de zin: zich onthouden. Werkwoord en voorzetsel vormen een vaste combinatie: zich onthouden van. Bij een voorzetselvoorwerp doet de letterlijke betekenis van het voorzetsel er niet toe.
Wat is een voorzetselvoorwerp?
Een voorzetselvoorwerp lijkt wat zijn functie betreft op het lijdend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling: het drukt uit waar de werking van het gezegde betrekking op heeft. Het voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel dat een vaste combinatie vormt met het hoofdwerkwoord van de zin.
Waarom zijn fouten met voorzetsels onderdeel van een werkwoord?
Fouten met voorzetsels die onderdeel van een werkwoord zijn. Daar kun je wel vanuit gaan = fout. Waarom is ‘vanuit gaan’ fout? Als er twee voorzetsels naast elkaar in de zin staan, dan hoort het tweede voorzetsel meestal bij het werkwoord in de zin en dan mag je het niet vastplakken aan ‘er’ of een ander voorzetsel.
Wat is een voorzetselbijwoord?
Voorzetsel of bijwoord. Sommige woorden kunnen zowel voorzetsel als bijwoord zijn. Ze worden dan wel voorzetselbijwoorden genoemd. Ze kunnen verschillende functies hebben in de zin: ze kunnen deel uitmaken van een scheidbaar samengesteld werkwoord, deel zijn van het naamwoordelijk gezegde of een bijwoordelijke bepaling zijn.
Een voorzetselvoorwerp lijkt wat zijn functie betreft op het lijdend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling: het drukt uit waar de werking van het gezegde betrekking op heeft. Het voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel dat een vaste combinatie vormt met het hoofdwerkwoord van de zin.
Fouten met voorzetsels die onderdeel van een werkwoord zijn. Daar kun je wel vanuit gaan = fout. Waarom is ‘vanuit gaan’ fout? Als er twee voorzetsels naast elkaar in de zin staan, dan hoort het tweede voorzetsel meestal bij het werkwoord in de zin en dan mag je het niet vastplakken aan ‘er’ of een ander voorzetsel.
Voorzetsel of bijwoord. Sommige woorden kunnen zowel voorzetsel als bijwoord zijn. Ze worden dan wel voorzetselbijwoorden genoemd. Ze kunnen verschillende functies hebben in de zin: ze kunnen deel uitmaken van een scheidbaar samengesteld werkwoord, deel zijn van het naamwoordelijk gezegde of een bijwoordelijke bepaling zijn.
Vaste voorzetsels Het woord aan is in die zin een vast voorzetsel. Je kunt het voorzetsel namelijk niet veranderen. Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel. denk aan: solliciteren naar, begrip hebben voor, neerkijken op.